Het eerste gasthuis van de jonge stad Amsterdam, het Oude Gasthuis, stond aan het uiteinde van de
Windmolenstraat ter hoogte van de Middeldam1 . Uit de
administratie van
de gasthuismeesters kunnen we afleiden dat het al eerder dan 1371 bestond. Het erf waarop het Oude
Gasthuis stond was aanvankelijk waarschijnlijk vrij breed, maar tussen 1391 en 1398 moest het een
deel ervan aan de stad afstaan voor de bouw van een nieuw stadhuis.
Aan de overkant van de Amstel, in de wijk Gansoord, werd in 1382 een kapel gebouwd door het St.
Pietersgilde van de viskopers en vleeshouwers. Voor 1395 werd de St. Pieterskapel uitgebreid met een
gasthuis. Toendertijd was het St. Pietersgasthuis ondergeschikt aan de kapel, maar in de vijftiende
eeuw streefde het gasthuis de kapel ruimschoots voorbij en uiteindelijk was de St. Pieterskapel niet
veel meer dan een gasthuiskapel2.
Het St. Pietersgasthuis
groeide in
deze periode uit tot de tweede charitatieve instelling in Amsterdam, na het Oude Gasthuis.
In 1492 moest het Oude Gasthuis echter plaats maken voor uitbreiding van het stadhuis. Het Sint
Pietersgasthuis en het Oude Gasthuis werden samengevoegd tot één gasthuis en gingen in de Nes verder
onder de naam St. Pietersgasthuis. De invloed van het St. Pietersgilde op het St.
Pietersgasthuis was op dat moment al volledig te verwaarlozen.